Aan het onkruid herkent men de grond.
"Ja, daar moet je even over nadenken, maar neem van mij aan
dat het klopt".
Eerst even over het begrip onkruid.
Heel vroeger kende de
mens maar twee soorten planten: kruiden en onkruiden.
Kruiden waren planten
waar je iets aan had en waar je niets mee kon, waren onkruiden.
Tegenwoordig noemen we planten die groeien op een plek waar
we ze niet willen hebben onkruid.
De paardenbloem in de berm noemen we een
wilde plant, een onderdeel van onze flora.
Groeit diezelfde
paardenbloem in de tuin of in het gazon, dan noemen we het onkruid.
Nu is het zo dat elke plant een voorkeur heeft voor een
bepaald standplaats,
misschien kan ik beter zeggen dat elke plant bestand is tegen bepaalde omstandigheden.
misschien kan ik beter zeggen dat elke plant bestand is tegen bepaalde omstandigheden.
Een waterlelie is bestand tegen een meter water en een cactus
kan goed tegen maanden droogte en slechte grond.
Dat zijn natuurlijk uitersten, maar van een aantal onkruiden
kun je wel aangeven tegen welke omstandigheden ze bestand zijn of waar ze een
voorkeur voor hebben.
De brandnetel heeft een voorkeur voor stikstofrijke
grond, klaver kan heel goed tegen stikstofarme grond.
Weegbree, madelief,
paardenbloem en varkensgras kunnen goed tegen verdichte, aangelopen of
vastgereden grond.
Heermoes kan goed tegen verstoorde grond die te weinig
sporenelementen bevat en zo kan ik nog wel even doorgaan.
Strekking is dat als je de onkruiden herkent en kunt
achterhalen waarom ze het ergens goed doen,
je die onkruiden kunt bestrijden,
door de groeiomstandigheden zo te veranderen
of te verbeteren dat andere,
gewenste planten het onkruid gaan verdringen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten