Er bestaan van elke fruitsoort enorm veel rassen.
Als voorbeeld wil ik het vandaag hebben over oude appelrassen.
De appels die je tegenwoordig in de winkel koopt, stammen
allemaal af van de wilde appel. Die geeft kleine, wrange vruchtjes. In de loop
van vele eeuwen is daarin geselecteerd en is er een hoop gekruist.
Langzaam
maar zeker kwamen er appelrassen die steeds beter te "pruimen" waren.
De laatste
twee eeuwen is het hard gegaan met de introductie van nieuwe rassen.
De rassen
die echter in de negentiende eeuw op de markt kwamen zijn tegenwoordig bekend
als oude appelrassen. Denk daarbij aan de sterappel (rond 1830), de
notarisappel (rond 1890) de ‘Groningen Kroon’ (rond 1875) en de ‘Zoete Ermgaard’
die al in 1864 vermeld wordt.
Waarom zie je deze rassen tegenwoordig nauwelijks meer en
waarom worden ze niet meer geplant? Dat heeft te maken met het feit dat deze
rassen wat productiviteit, ziektegevoeligheid en vooral wat smaak betreft
ingehaald zijn door modernere rassen.
De sterappels zet je vooral uit
nostalgische overwegingen in je tuin.
De appeltjes zien er hartstikke
decoratief uit, het vruchtvlees is prachtig mooi rood aangelopen, maar de
meeste mensen zullen de appel uitspugen als ze er een hap van nemen.
Vroeger
was alles beter, zeggen ze wel eens, maar die vlieger gaat niet op voor de
appels. Er zijn mensen die vroeger van hun opa een stukje sterappel kregen die
hij met zijn eigen handen speciaal voor jou geplukt en geschild had.
Natuurlijk
smaakte die appel heerlijk en in je gedachten werd die smaak elk jaar een
beetje beter.
Wees gewaarschuwd, mocht je door jeugdsentiment overvallen een sterappel
in je eigen tuin planten, de herinnering aan vroeger is om zeep als je met
tranen van ontroering een hapje uit die appel neemt.
Natuurlijk zijn er oude rassen die nog prima voldoen.
De
bekende ‘Golden Delicious’ die ook alweer in 1880 op de markt kwam, is nog
steeds een prima ras wat ook nog eens heel makkelijk te kweken is.
Veel mensen
vinden de smaak van dit ras maar zozo.
Dat komt omdat ze altijd groen, dus onrijp
geplukt worden.
Kweek ze zelf en laat ze rijp worden aan de boom. Heerlijk van
smaak.
Niet alle moderne rassen zijn trouwens beter dan de oude
rassen.
Wie kent nog de ‘Gloster’ uit 1969 of de ‘Roda Mantet’ uit 1965?
Op de foto een rode Mantet uit
eigen tuin.
Als je er een hap uitneemt, is het of je een hap uit een zak meel
neemt.
Alleen als ze net wel, net niet rijp zijn, zijn ze te eten.
Ik heb zelf een hoogstam appel in de tuin staan van het ras
‘Oude Wijven’.
Die heet officieel ‘Snelappel’, maar ik vindt het leuk om in de
herfst te zeggen dat mijn appelboom vol hangt met oude wijven.
Waarom de boom
zo heet durf ik niet te zeggen, de appels zijn niet lekker, maar mijn oude
wijven appelmoes smaakt uitstekend.
Leuk om te vermelden is dat ik op mijn ‘Oude Wijven’ appelboom
andere rassen aan het enten ben, de rode Mantet is daar ėėn van.
Ik heb er ook vogellijm
op gezaaid, meer bekend als mistletoe.
Mijn eerste rode Mantet |
Emmers vol "ouwe wijven" |
Geen opmerkingen:
Een reactie posten