Je zult maar een bladluis zijn. Je bent je leven niet zeker. Om elke hoek schuilt gevaar.
Wordt je niet leeggezogen door lieveheersbeestjes en hun jongen, dan zijn er nog sluipwespen, galmuggen, zweefvliegen, oorwormen, roofvliegen enzovoorts die je levend opvreten of uithollen. Er zijn ook nog een hoop vogeltjes die je in de bekken van hun hongerige jongen stoppen. Geen wonder dat ze zich razend snel moeten vermeerderen, anders waren ze binnen de kortste keren uitgeroeid. Gelukkig zijn ze een belangrijke vijand kwijt, de mens.
Vroeger grepen die mensen bij de eerste bladluis die ze in
hun tuin ontwaarden naar de gifspuit om ze met chemische oorlogsvoering om zeep
te helpen. Gelukkig zijn (de meeste) mensen er tegenwoordig achter gekomen dat
de bladluis aan de basis van de voedselketen staat, net zoals het plankton in
de oceaan.
Zonder bladluizen geen lieveheersbeestjes en hun vrienden.
Zonder die insecten geen spinnen en vogels.
Ik spuit op ons tuincentrum nergens tegen. Er staan dus ook
planten waar bladluizen in zitten. Daar worden wij regelmatig op geattendeerd. Als we uitleggen hoe wij er over denken,
wordt het gelukkig vaak geaccepteerd en worden de planten met gratis
lieveheersbeestjes- voer met een gerust hart meegenomen.
Laatst sprak ik 2 wat oudere dames die mij aanspraken. Pssst,
Peter, er zitten luizen in je rozen. Hoera, riep ik, voer voor alle vijanden
van de bladluis en een teken dat wij goed bezig zijn. Ik liet hun de larven van
de lieveheersbeestjes zien en de dode bladluizen die door sluipwespen
leeggegeten waren en de rode larfjes van de galmug en de poppen van de
zweefvlieg. Er ging een wereld voor ze open. Met een blij gevoel namen ze de
roos, met bladluis en al mee.